september 1978
Het perceel is 21 voet (= 6,06 m) breed, gelijk aan de huidige breedte. Gooswijn van Doirne, 'die metser', moet de cijns betalen. Bij de zetting op de huurwaarde blijken er twee huurders te zijn: Lieske Kethelers en Lenart 'die verwer'. Jan van Gerven moet daarna de hertogcijns betalen. Hij staat eveneens vermeld als bezitter van een huis op het binnenterrein, dat vier schouwen en een oven bezat. Hij is vermoedelijk dezelfde persoon als Jan Goessens de schoenmaker die in 1553 als bezitter van het pand Kolperstraat 15/17 vermeld staat en voor twee schouwen moet betalen. Hij verhuurde er ook een huisje met één schouw aan Lieske (Kethelers?), die 'hekelster' van beroep was. De dienstmeid van Jan wordt in 1569 als bezitster van een 'ledich huys' genoemd. Waar dit leegstaande gebouw gestaan heeft is niet duidelijk, waarschijnlijk is het een van de huizen die op het binnenterrein vermeld worden. In 1573 moet mr. Aart Pulviers, apotheker van beroep, de hertogcijns betalen. Na hem onder anderen Willem van Esch, de gezworen bode van de stad. Onder de linkerhelft van het huis bevindt zich een kleine kelder die uit de 15de of 16de eeuw kan dateren. Aangezien het pand in de 19de eeuw grotendeels vernieuwd is, kan de oude situatie niet nader onderzocht worden. | 371 |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
Reijkersz.1395. "De Goudsblom" anno 1675. | 71 |
Gedeeltelijk onderkelderd pand (XIX B) met drie verdiepingen onder met pannen gedekt schilddak. De drie vensterassen brede, gepleisterde - op de 1e verdieping gebosseerde - voorgevel heeft een vernieuwde pui (1979), cordonlijsten, rechtgesloten draairamen op de 1e-verdieping, getoogde vensters met T-raam en geprofileerde stucwerk omlijsting (en kuifstuk op 2everdieping) op 2e- en 3e-verdieping en is afgesloten met een getande gootlijst; alle vensters zijn voorzien van smeedijzeren raamhekken; boven het midden van de 1e-verdieping een balcon op rijk gedecoreerde consoles en met fraai smeedijzeren hek. Gebouw van eenvoudige doch harmonische architectuur en van oudheidkundige waarde. |
1865 | J.G. Frankamp (2e luitenant bij het 2e regement vesting artillerie) - A.S. van Mourik (fabrijkant van gouden en zilveren werken) |
1875 | A.J. Coppens (mr. loodgieter en pompenmaker) - Adr. Mourik (in goud en zilver) |
1881 | Adr. Mourik (in gedistilleerd) |
1908 | Gez. Reijkersz (modes en confectie) |
1910 | A. Nieuwenhuijsen & Zonen (schoenenwinkeliers) |
1923 | Johannes W.A. Boelens (koopman ondergoederen) |
1928 | N.J. Regter |
1943 | P.J.M. de Coster (bibliotheekhouder) |
2000 | ? (Juul) dameskleding |
1908 | J.C.M. Lammers (waskaarsenfabrikant) - G.A.F. Noppen (telegrafist) |
1923 | Frederik H. Dalhuizen (winkelbediende) - Petrus H. Desmense (zonder) |
1928 | F.H. Dalhuizen - P.H. Desmense - G.J.M. Tielen |
1943 | W.J. Coret (kellner) - J.B.L. van Esch (humorist) |